dinsdag 30 mei 2017

Mensen die meer vloeken zijn eerlijker en slimmer



Mensen die meer vloeken zijn eerlijker en slimmer



  Als men eens goed kan vloeken, kan dat deugd doen. Uit een studie van de Universiteit van Cambridge is gebleken dat mensen die vloeken eerlijker zijn dan mensen die niet vloeken. Wanneer je niet vies bent van een scheldwoord ga je gemakkelijker de waarheid zeggen en niet. Dit is aangetoond door een team van wetenschappers uit Nederland, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en Hongkong. Ze deden onderzoek met mensen die veel vloekten en weinig vloekten. Deze mensen moesten met een leugendetector vragen beantwoorden, en uit het eindresultaat is gebleken dat de mensen die veel vloekten eerlijker waren. 

Deze studie werd door het vakblad 'Social Psychological and Personality Science' gepubliceerd. Er werd beschreven hoe 276 deelnemers een lijstje moesten maken met hun favoriete scheldwoorden die ze het meest gebruiken. Ze moesten ook antwoorden op de vragen waarom ze deze scheldwoorden het meeste gebruikten. Hierna moesten ze deelnemen aan een leugentest om te bepalen of ze eerlijk waren. Dit gebeurde op een sociaal aanvaardbare manier. Uit dit onderzoek konden de wetenschappers de conclusie trekken dat de ergste vloekers de meest eerlijke mensen waren.


 Maakt schelden ons slimmer?

Volgens een studie uit Amerika blijkt het dat mensen die meer vloeken een grotere woordenschat hebben en intelligenter zijn dan mensen die minder schelden. Mensen die veel scheldwoorden gebruiken hebben over het algemeen een veel groter en beter ontwikkelde woordenschat. Dit is een teken van verhoogde intelligentie. Er is namelijk wel een uitzondering, wanneer men seksueel laatdunkende taal over anderen gebruikt of gaat schelden over ziektes. Dit vinden de onderzoekers geen slimmer gedrag maar juist het tegenovergestelde. 



.





zondag 28 mei 2017

Straataal tegenover standaardtaal

Straattaal tegenover standaardtaal

  Ilias El Hadioui, een stadssocioloog weet dat er jongeren zijn die gemakkelijk van straattaal naar standaardtaal kunnen veranderen. Maar het grote probleem is dat andere jongeren dit niet kunnen, ze kunnen die 'switch' niet maken. Het gaat hier dan vooral over lager opgeleide jongeren. Dit is een gevaar voor onze standaardtaal en voor die jongeren, die moeilijker hun kansen gaan krijgen in de maatschappij.

De taal staat nooit stil tegenwoordig. Er onstaan altijd nieuwe woorden, consturcties en betekenissen van woorden. Deze zijn altijd in verband gebracht aan culturele opvattingen, een geografische omgeving en de mentaliteit van de mensen die ze uitspreken of schrijven. Een taal draagt een cultuur in zich en een cultuur brengt taal verder. De taal wordt om die reden sterk benadrukt in de samenleving. Taal zorgt voor een gemeenschappelijke identiteit en maakt een samenleving mogelijk. Mensen die dezelfde taal spreken gaan sneller in contact met elkaar kunnen komen en een hechte band creëren. Taalvariatie zien sommige als een gevaar voor de standaardtaal, andere vinden dit een creatieve verrijking van een taal. Taalverniewing kan positief zijn voor mensen die de taal perfect onder de knie hebben, maar voor andere kan dit zeer slecht uitpakken. Bij mensen met een achterstand kan dit zorgen voor een taalachterstand of taalachteruitgang.

Straattaal heeft zijn eigen kenmerken. Eigenlijk is het een 'bricolage-taal' die opgebouwd is met allerlei woorden van een andere bestaande taal. De Nederlandse taal vormt de basis, maar woorden en uitdrukkingen van een andere taal bv: Surinaams, Engels of Marokkans maken de straattaal één geheel. Wat opvallend is aan straattaal, is dat de aanwijzende voornaamwoorden zoals die en dat fout gestructureerd worden. Een voorbeeld hiervan is: die meisje of die boek. In de geschreven straattaal worden ook veel spellingsregels overschreden, de woorden worden vaak verkort of anders geschreven. De oorzaak hiervan ligt vaak in het chatten met vrienden. Een voorbeeld van een woord dat veel fout geschreven wordt is toch. In de chattaal schrijft men vaak tog. Het woord even wordt effe en hoe is het wordt hoeist. Eigenlijk is straattaal een mannelijke taal, de woorden en tonen verwijzen naar een stoere leefstijl.

 De conclusie over straattaal is eigenlijk dat het niet echt een probleem is voor jongeren die makkelijk kunnen 'switchen' van de ene taal naar de andere. Jongeren die lager opgeleid zijn hebben hiermee een probleem. Door de straattaal te gebruiken gaat hun kennis en beheersing van de standaardtaal verminderen. Ze gaan hierdoor standaardtaal slechter kunnen lezen en schrijven, wat een probleem vormt in hun toekomst. Een voorbeeld hiervan is bij het solliciteren voor werk waar standaardtaal een belangrijke rol speelt.






De tussentaal die gebruikt wordt in de klas

 De tussentaal die gebruikt wordt in de klas 

De leerkrachten hebben zo hun redenen om, al dan niet, bewust tussentaal te gebruiken. Dit blijkt uit een onderzoek van Steven Delarue, die in het basis - en secundair onderwijs in Vlaanderen 82 leerkrachten ging observeren en interviewen. Delarue is een taalwetenschapper die gespecialiseerd is in het gebruik van taal.

Delarue zegt dat de gemiddelde Vlaamse leraar tegen de verwachtingen van de maatschappij en overheid in, toch veel tussentaal gebruikt in de klas. De leerkrachten zijn er zich wel van bewust dat er wordt verwacht dat ze Algemeen Nederlands spreken. Ze hebben verschillende redenen om de tussentaal of dialect toch te gebruiken in de klas. 

Volgens Delarue passen de leraren hun taalgebruik bewust aan om zo meer interactie te creëren met de leerlingen. Ze denken dat hun leerlingen opmerkingen gaan maken of hun gaan uitlachen als ze standaard Nederlands gaan spreken. Leerkrachten hebben ook het gevoel dat standaardtaal arrogant of verwaand overkomt tegenover de leerlingen. Sommige leerkrachten verbreden hun definitie van het Algemeen Nederlands. Zo zorgen ze ervoor dat het taalgebruik dat ze gebruiken ook als standaardtaal kan beschouwd worden. 



Een volledig andere reden van de leerkrachten is dat ze vinden dat tussentaal meer en meer wordt gebruikt buiten school. Omdat het meer buiten school gebruikt wordt vinden leerkrachten dat het in het onderwijs ook moet kunnen. Nog een andere reden is dat ze moe zijn. Leerkrachten geven aan dat ze soms te moe zijn en er niet op letten om correct de standaardtaal te gebruiken. 



Het antwoord van Delarue op de vraag waarom er buiten school steeds meer tussentaal wordt gesproken, en waarom niet binnen het onderwijs. ''Het is normaal dat het taalgebruik van leerkrachten varieert. Ze komen tijdens het lesgeven in verschillende situaties terecht, die elke keer een ander taalgebruik met zich meebrengen. Bijvoorbeeld bij het voorlezen van een stuk theorie uit het handboek. Dit leunt dicht bij standaardtaal aan, maar als ze dit in eigen woorden gaan uitleggen met een voorbeeld gaat er wat tussentaliger taalbegruik gebruikt worden.''



 


vrijdag 12 mei 2017

Star Wars: The Phantom Menace

Star Wars: The Phantom Menace 

Star Wars: Episode I :The Phantom Menace is een Amerikaanse film geproduceerd door George Lucas. Het is de eerste film uit de Star Wars saga, hoewel deze film pas als vierde werd gemaakt. Het scenario is net zoals de drie films ervoor en de vierde film geschreven door George Lucas. De première van de film was op 19 mei 1999, 16 jaar na de vorige Star Wars film. George Lucas begon op 1 november 1994 met het schrijven van de drie nieuwe Star Wars films. Het scenario voor de eerste film werd grotendeels gebaseerd op het grotere Star Wars verhaal dat George Lucas al in 1976 geschreven had. De werktitel van de film was the beginning, dit heeft George Lucas later veranderd naar The Phantom Menace (''de dreiging van het spook/de geestverschijning''). Deze titel verwijst naar senator Palpatine, gespeeld door Ian McDiarmid. Die lijkt in de film betrouwbaar maar is in de werkelijkheid met snode plannen bezig. Het filmen begon op 26 juni 1997 en eindigde op 30 september hetzelfde jaar. De locaties waar de film is opgenomen waren grotendeels in de Tunesische woestijn, de Leavesden Studios in Engeland en het Italiaanse Caserta Palace. Voor de film werden negen R2-D2 modellen gemaakt, waarvan zeven speciaal ontworpen waren om in het zand van de Tunesische woestijn te rijden. De film heeft 12 prijzen gewonnen en is 3 keer genomineerd voor een Oscar De film is het begin van een spectaculaire saga waarin de hele verhaallijn klopt, spectaculaire gevecht scènes plaatsvinden en zeer goede acteurs in meespelen.  


De effecten in de film zijn van een zeer goede kwaliteit, de speciale effecten vaak afgekort als SFX of SPFX. Dit zijn optische, mechanische of digitale technieken die gebruikt worden in een film om effecten te realiseren die men niet langs de normale weg kan bereiken. De speciale effecten worden ook gebruikt als het een gevaarlijke of dure scene is. Bij deze film is er zeer veel gebruik van gemaakt want het speelt zich op sommige momenten af in de ruimte of in een vliegend schip. De speciale effecten bij deze film zijn al een stuk beter dan bij de 3 films die 16 jaar eerder gemaakt werden. De meeste effecten lijken hetzelfde in alle films maar het is duidelijk dat bij de nieuwere films een betere techniek is gebruikt.   

De acteurs zijn van een zeer hoog niveau, ze passen perfect in het verhaal en bij hun rol. Het zijn ook zeer bekende acteurs die meespelen in andere bekende films. Een voorbeeld daarvan is Liam Neeson die Qui-Gon Jinn speelt, een rol die perfect bij hem past omdat hij al een ouder persoon  is en zeer wijs. Zeer leuke personages die in alle films terugkomen zijn de kleine robots C-3PO en R2-D2, vertolkt door Kenny Baker en Anthony Daniels. Als je aan Star Wars denkt dan denk je direct aan de 2 kleine robots, die een belangrijke rol spelen.  

De film gaat vooral over de strijd tussen goed en kwaad, de jedi tegen the Sith en the dark force. De verleiding om van het goede naar het kwade over te stappen, om daarmee iemand te redden tegen de dood. In de eerste film wordt vooral getoond hoe het hele verhaal gaat ontstaan, en wie er een zeer belangrijke rol in gaat spelen. De dood van sommige personages spelen ook een zeer belangrijke rol voor het gedrag of beslissingen in de volgende films. Het verder verloop in de volgende films verwijst ook steeds naar vorige belangrijke gebeurtenissen.  

Mijn besluit over de film is dat het een spannend gevoel geeft dat naar meer snackt, het is het begin van een heel avontuurlijk verhaal verspreidt over 8 films. Wanneer je de eerste film bekijkt wil je het vervolg weten over wat er gebeurd met die personages, dit maakt de films zo spannend. Het is een absolute aanrader voor de mensen die van een avontuurlijk verhaal houden waar ook veel actie in voorkomt.

woensdag 30 november 2016

Voetbaltaal

Voetbaltaal

Voetbaltaal is een soort taal die alleen herkend wordt door mensen die in de voetbalwereld zitten zoals ik.  Die voetbaltermen ontstaan zoals normale woorden, ze komen uit een andere taal.
 In de voetbaltaal komen veel woorden uit het Engels. Engeland is de bakermat van het voetbal. 
Woorden zoals corner, penalty en goal herkennen we hieruit. Veel Engelse woorden zijn letterlijk vertaald in een Nederlands equivalent. Voetbal voor football is een gepast voorbeeld hiervoor. Er kunnen ook nieuwe, tot dan toe nog niet bestaande woorden worden bedacht als jargon. De voetbaltaal heeft dit soort woorden niet of toch bijna niet. Waar stiften vandaan komt is niet helemaal duidelijk. Volgens de Van Dale betekent het woord stiften, ‘neuken’. Dit is dan wel in de volkstaal, maar dit lijkt toch niet de bedoeling van een bal stiften tijdens het voetballen. Met stiften tijdens het voetballen bedoelen ze de bal vanaf de grond met een boogballetje, waar veel effect op zit, over een tegenstander trappen. De bal belandt dan achter de persoon die gestift wordt. Misschien dat stiftballetje van het woord stiften komt en dat het te maken heeft met het woord ‘stift’, de bal wordt met een stift geraakt, daardoor krijgt de bal veel effect mee.



We kunnen aan dit voorbeeld zien dat de voetbaltaal soms kan verschillen met de gewone spreektaal. In de voetbaltaal gebruiken we ook vaak afkortingen. Het strafschopgebied wordt ook wel de zestien meter of nog korter de zestien genoemd. Voor uitwedstrijden en thuiswedstrijden gebruiken we ook een afkorting. Als iemand vraagt of een ploeg een uitwedstrijd of thuiswedstrijd speelt krijgen we bijna altijd het antwoord uit of thuis, ''ze spelen uit in Barcelona''. De algemene conclusie is dus dat de voetbaltaal wel degelijk verschilt van de gewone spreektaal. Het is niet altijd veel dat verschil, maar afkortingen en andere betekenissen tonen het toch aan. Ik gebruik voetbaltaal al heel lang want het is mij aangeleerd om zo over het voetbal te praten, tegen vrienden, familie of mijn ouders.  

Jongerentaal

Jongerentaal 

Jongerentaal is het taalgebruik dat door jongeren gebruikt wordt, kan ook jeugdtaal genoemd worden. Er zijn verschillende vormen van jongerentaal zoals Murks en straattaal. Murks is een jongerentaal die gebruikt wordt door autochtone jongeren, die af en toe een gebrekkige uitspraak of woordkeuze gebruiken. Straattaal daarentegen is de mengtaal van jongeren van verschillende culturen en sociale achtergronden in het dagelijks leven, straattaal word gebruikt op school en zoals we al wel konden denken op straat. Niet iedereen die straattaal spreekt behoort tot dezelfde groep of subcultuur. Eigenlijk bestaat straattaal niet want je kan het niet toeschrijven aan een specifieke groep jongeren. 

Hoogopgeleiden personen spreken een andere soort taal dan laagopgeleiden personen. Personen die meertalig zijn spreken anders dan de personen die maar 1 taal kunnen spreken en jongeren spreken anders dan ouderen.  Er was duizenden jaren geleden bij de oude Grieken al geklaag over het taalgebruik van de jongeren. Dat is nu nog steeds niet veranderd want de ouderen ergeren zich dood aan jongerentaal. Het zijn vooral de echt oude mensen die schrik hebben over de Nederlandse taal in de toekomst, hoe we later gaan spreken doordat de jongeren nu al andere woorden gebruiken dan het oorspronkelijk Nederlands. 

Jongerentaal is ook wel veranderd tegenover een paar jaar geleden. Onze ouders zijn gewend geraakt aan het woord ''vet'' maar nu wordt het al ''gaar'' genoemd. Zo ontstaat het probleem dat ouders hun kinderen niet meer begrijpen want jongerentaal zal altijd blijven veranderen. Nog een paar voorbeelden van straattaal : dat geld tegenwoordig ''doekoe'' word genoemd en oke ''alz''. Als je geen straattaal spreekt is dat niet erg want het verandert steeds en de algemene Nederlandse taal zal altijd blijven bestaan.